Doldersummerveld herstelt goed van heidebrand

“Nee, hier is hij ook niet.” Harald de Graaff speurt hoopvol naar de klokjesgentiaan op het Doldersummerveld. De Graaff is rayonbeheerder bij Drents Landschap. Hij zorgt voor het uitgestrekte heidereservaat, dat in 2018 werd getroffen door een grote heidebrand. Vele bomen, planten en dieren overleefden de ramp niet. Maar het gebied herstelt zich snel. “We verwonderen ons vaak over de veerkracht van de natuur.”

De Graaff was op vakantie toen de brand op Doldersummerveld in augustus 2018 uitbrak. “Mijn collega belde me op maar hij was er vrij rustig onder. Alles leek onder controle. Toen draaide de wind, wakkerde hij aan en was het vuur niet te houden. Het stak fietspaden en zandwegen over en naderde een paar huizen tot op 10 meter. Campings werden ontruimd. Het was echt spannend.

Brandende bodem
Dankzij loonwerkers, boeren, de brandweer, defensie en collega’s  werd het vuur getemd. Het woedde tot onder de grond. Soms tot op dertig centimeter diepte. Een speciale eenheid sloeg met bijlen en schoffels de grond kapot om de vlammen aan de oppervlakte te krijgen en te kunnen blussen.

Het vuur bleek sneller dan de meeste insecten en reptielen in het gebied. Vele ringslangen, adders, hazelwormen, levendbarende hagedissen en knoopmieren redden het niet. Ook de klokjesgentiaan, een zeldzaam blauw zomerbloeiertje, werd getroffen. En met die klokjesgentiaan verdween óók het gentiaanblauwtje. Een vlindersoort die voor zijn bestaan afhankelijk is van dit bloemetje en de knoopmier. De tijd moet uitwijzen welke dieren- en plantensoorten hun weg terug vinden. Maar Harald houdt hoop. Een collega heeft de klokjesgentiaan al gespot. Daar zijn we dan ook naarstig naar op zoek. Tot nog toe zonder succes. De enthousiast bloeiende dopheide biedt troost.

Natte zomer
Het is spectaculair om te zien hoe snel de heide weer opkomt”, vertelt De Graaff. “Hij groeit beter en mooier dan voorheen. De natte zomer helpt een handje. Gras en pijpenstrootje gaan ook snel. Maar reptielen zoals slangen hebben hogere beschutting nodig om zich te kunnen verschuilen voor roofdieren. Voor de variatie in hoge en lage begroeiing weer terug is, zijn we zes jaar verder. De natuur doet het meeste op eigen kracht. Soms helpen we een handje. Wordt het gras bijvoorbeeld ergens te hoog, dan laten we het begrazen.

De Graaff vertelt dat Drents Landschap en de brandweer `dankzij´ de brand nauwer samenwerken. “We bespreken samen hoe we in de toekomst kunnen voorkomen dat vuur zich snel kan verspreiden. We houden de groenstroken langs de paden nu bijvoorbeeld kort. En ruimen vaker dood naaldhout op. Dat is zeer vatbaar voor vuur. Met de brandweer verkennen we het gebied nog regelmatig en bekijken we welke routes bij een brand de voorkeur hebben. Dat overleg leidt tot meer kennis en begrip onderling.

Nieuwe kansen
Door een heidebrand laten De Graaff en co zich niet snel meer verrassen. Het Doldersummerveld daarentegen verrast hem sinds de brand nog elke dag. “We zien veel nieuwkomers. Omdat het veld nu erg open is, zie ik meer tapuiten. Er groeien ook bijzondere paddenstoelen die alleen voorkomen op plekken waar vuur heeft gewoed. De ramp biedt ook nieuwe kansen voor de natuur.

Onze kans op een ontmoeting met de klokjesgentiaan lijkt vandaag verkeken. Maar er is goede hoop op een weerzien met dit “blauwe goud”. “Het is nog vroeg in het jaar”, zegt De Graaff. “Kom we kijken nog even aan de overkant.

Noot: Goed nieuws! Eind augustus liet Harald de Graaff weten dat de klokjesgentiaan na ons bezoek aan het Doldersummerveld alsnog is gespot!


HET WONDERLIJKE LEVEN VAN HET GENTIAANBLAUWTJE
Het gentiaanblauwtje heeft maar een kort leven. Hij vliegt in de periode van begin juli tot eind augustus een leeft hooguit drie tot vier weken. In deze korte periode zet de vlinder eitjes af op de bloemknoppen van de klokjesgentiaan. De eitjes komen na een dag of tien uit en de rupsen vreten zich de bloemknop binnen en eten daar van het vruchtbeginsel. Na een paar dagen vreet de rups zich weer naar buiten en laat zich op de grond vallen. Hier wacht de rups tot er een bepaalde miersoort, de knoopmier, voorbijkomt. Omdat de rups een mierenlarve kan imiteren en een zoetige vloeistof afscheidt waar de mieren dol op zijn, wordt hij door de mieren meegenomen naar het nest. Hier wordt de rups gevoed door de mieren in ruil voor de zoetige vloeistof. Op een gegeven moment verpopt de rups in het nest en begin juli van het volgende jaar ontpopt de vlinder. Pas op dat moment wordt de vlinder als indringer beschouwd en moet de vlinder maken dat hij weg komt.

Deel dit nieuwsbericht

Jouw Nieuws Hier?

© Meer Gezonde Jaren | 2024
Realisatie: BrandNewFresh.com